7.35.1. Werking van het systeem

Het systeem informeert door middel van visuele en akoestische waarschuwingen over de aanwezigheid van obstakels aan de achterzijde wanneer de transmissie in de R-stand (achteruit) staat.

Het parkeersensorsysteem (sonar) wordt uitgeschakeld bij snelheden boven 12 km/u (7,5 MPH). Het wordt opnieuw ingeschakeld bij snelheden onder 10 km/u (6 MPH).

De onderbroken toon stopt na enkele seconden wanneer het obstakel alleen gesignaleerd wordt met de hoeksensor. De toon stopt wanneer het obstakel zich van de auto verwijdert.

Als het object wordt gedetecteerd, verschijnt het (groene), knipperende indicatielampje en het geluidssignaal klinkt met tussenpozen. Wanneer de auto het object nadert, wordt het indicatielampje geel en gaat sneller knipperen. Wanneer de auto het object nog verder nadert, stopt het indicatielampje met knipperen en wordt rood, terwijl de toon onafgebroken klinkt.

Wanneer de achterkant van de auto dichter bij een obstakel komt, verschijnt het indicatielampje van de parkeersensor (sonar) op het voertuiginformatiedisplay.

Het indicatielampje van de parkeersensor (sonar) verschijnt ook in de cameraweergave op het middendisplay.