3.6.1. Voorzorgsmaatregelen bij kinderzitjes

Zet baby’s en peuters die in een auto meerijden altijd in een geschikt kinderzitje. Als u geen kinderzitje gebruikt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.

Zuigelingen en kleine kinderen mogen nooit op schoot worden vervoerd. Zelfs de sterkste volwassene is niet bestand tegen de krachten die vrijkomen tijdens een ernstig ongeval. Het kind kan bekneld raken tussen de volwassene en delen van het voertuig. Gebruik ook nooit dezelfde gordel om uzelf en uw kind vast te maken.

Zuigelingen en kinderen hebben speciale bescherming nodig. De beschikbare veiligheidsgordels zullen waarschijnlijk niet goed passen. De schoudergordel komt mogelijk te dicht bij het gezicht of de hals van het kind. De heupgordel past waarschijnlijk niet over de smalle heupen van het kind. Tijdens een ongeval kan een slecht passende veiligheidsgordel ernstig letsel of de dood tot gevolg hebben.

NISSAN adviseert het kinderzitje op de achterbank aan te brengen. Uit statistieken blijkt dat kinderen op de achterbank veiliger zitten dan op de voorstoel.

Verschillende fabrikanten hebben kinderzitjes op de markt gebracht die speciaal zijn ontworpen voor baby’s en peuters. Zet bij de aanschaf van een kinderzitje uw kind in het kinderzitje en probeer de verschillende instellingen uit, zodat u zeker weet dat het kinderzitje geschikt is voor uw kind. Houd u zich bij het installeren van een kinderzitje nauwgezet aan de instructies van de fabrikant ten aanzien van gebruik en installatie.

Houd u zich bij het aanbrengen van een kinderzitje nauwgezet aan de instructies van de fabrikant ten aanzien van gebruik en installatie. Controleer bij de aanschaf van een kinderzitje altijd of het zitje passend is voor uw kind en uw auto. Het is mogelijk dat sommige soorten kinderzitjes niet in uw auto geïnstalleerd kunnen worden.

Probeer het kinderzitje in uw auto, zodat u zeker weet dat het past op de stoelen van uw auto en geschikt is voor uw veiligheidsgordels.

Controleer bij een naar voren gericht kinderzitje of de schoudergordel niet te dicht langs de hals of het gezicht van het kind loopt.

Installeer nooit een achterwaarts gericht kinderzitje op de voorpassagiersstoel zonder dat de voorpassagiersairbag is uitgeschakeld. De auto is wellicht uitgerust met een handmatig bediend of automatisch systeem voor uitschakeling van de voorpassagiersairbag. Bij een handmatig bediend systeem voor uitschakeling van de voorpassagiersairbag moet de airbagschakelaar gebruikt worden om de voorpassagiersairbag te deactiveren. (Voor meer informatie, zie

Zet een verstelbare rugleuning zodanig dat het kinderzitje past, maar wel altijd zo rechtop mogelijk.

Als de veiligheidsgordel in de positie waarin het kinderzitje is gemonteerd een borgclip vereist, moet u die ook altijd gebruiken; het kinderzitje kan anders tijdens het remmen of het nemen van een bocht gaan kantelen zodat het kind verwondingen kan oplopen.

Gesp het kinderzitje vast en test de bevestiging voordat u uw kind erin zet. Trek het zitje heen en weer en naar voren om zeker te zijn dat het goed is bevestigd. Het kinderzitje mag niet meer dan 25 mm (1 inch) meebewegen. Als het kinderzitje niet stevig vastzit, kunt u de gordel wat aantrekken of het kinderzitje op een andere stoel zetten en opnieuw testen.

Een kind in een niet goed bevestigd kinderzitje loopt bij een botsing of een noodstop extra risico op letsel.

Het verkeerd gebruik van een kinderzitje kan de kans op of de ernst van letsel vergroten zowel voor het kind als voor de andere inzittenden van de auto.

Als een kinderzitje niet wordt gebruikt, maak het dan toch goed vast met het ISOFIX-systeem of een veiligheidsgordel, zodat het niet naar voren schiet bij een noodstop of een ongeval.