Nissan Qashqai 2023 Gebruikershandleiding

7.28.5. Het ProPILOT Assist-systeem bedienen

image
  • (1)Afstandsschakelaar:
  • Verandert de volgafstand van de auto:
  • Ver → Gem. → Dichtbij → Ver
  • (2)<RES+> schakelaar:
  • Hervat de ingestelde snelheid of verhoogt de snelheid stapsgewijs.
  • (3)<CANCEL> schakelaar:
  • Schakelt het systeem uit zonder de ingestelde snelheid te wissen.
  • (4)<SET–> schakelaar:
  • Stelt de gewenste kruissnelheid in, vermindert de snelheid stapsgewijs.
  • (5)ProPILOT Assist-schakelaar:
  • Hoofdschakelaar om het systeem te activeren.
  1. Druk op de ProPILOT Assist-schakelaar (5). Hierdoor wordt het ProPILOT Assist-systeem ingeschakeld en wordt de status van het ProPILOT Assist-systeem op het voertuiginformatiedisplay getoond.

  2. Geef gas of minder vaart tot de gewenste snelheid is bereikt.

  3. Druk op de <SET-> schakelaar. Het ProPILOT Assist-systeem zal beginnen de ingestelde snelheid automatisch aan te houden. Het indicatielampje ProPILOT Assist-activering en de ProPILOT Assist-statusindicatielampjes lichten (blauw) op, het indicatielampje snelheidsregelingstatus en de ingestelde snelheid lichten groen op.

  4. Wanneer een voorligger met een snelheid van 30 km/u (20 MPH) of minder rijdt en de <SET-> schakelaar wordt ingedrukt, dan wordt de snelheid van uw auto ingesteld op 30 km/u (20 MPH).

image

Als het ProPILOT Assist-systeem wordt ingeschakeld worden tegelijkertijd ook het Intelligent Lane Intervention-systeem (ILI) en het Intelligent Blind Spot Intervention-systeem ingeschakeld, mits deze systemen zijn aangezet in het menu [Rij-assistentie] op het voertuiginformatiedisplay. Voor meer informatie, raadpleeg

en .

Wanneer de <SET-> schakelaar onder de volgende omstandigheden wordt ingedrukt, kan het ProPILOT Assist-systeem niet worden ingesteld en gaan de indicatielampjes ingestelde voertuigsnelheid gedurende ongeveer twee seconden knipperen:

  • Wanneer u onder de 30 km/u (20 MPH) rijdt en de voorligger niet wordt gedetecteerd.

  • Wanneer de transmissie niet in de D-stand (rijden) of handmatige schakelstand staat.

  • Wanneer de parkeerrem is geactiveerd.

  • Wanneer de bestuurder de remmen intrapt.

  • Wanneer het ESP-systeem uit staat. Voor meer informatie over het ESP-systeem, zie

    .
  • Wanneer ESP (inclusief het tractiecontrolesysteem) in werking is

  • Wanneer de modus [SNOW] of de modus [OFF-ROAD] wordt geselecteerd (modellen met 4WD).

  • Wanneer een wiel slipt.

  • Wanneer een portier open staat.

  • Wanneer de veiligheidsgordel van de bestuurder niet is vastgemaakt.

  • Wanneer de Intelligent Parking Assist (IPA) (indien aanwezig) is geactiveerd.

Hoofdonderwerp: