Nissan Qashqai 2023 Gebruikershandleiding

3.7.1.3. Aanvullende airbagsystemen

Het SRS is ontworpen als aanvulling op de botsbeveiliging geleverd door de veiligheidsgordels en is niet bedoeld als vervanging . De veiligheidsgordels moeten altijd op de juiste wijze worden gedragen en bestuurder en voorpassagier moeten een gepaste afstand bewaren tot het stuurwiel, het dashboard en de voorportierpanelen. Alle inzittenden dienen altijd op een geschikte afstand van de zijkant van de hemelbekleding te zitten. Zie voor meer informatie

.

Wanneer de airbag wordt opgeblazen, hoort u een tamelijk hard geluid dat wordt gevolgd door enige rookontwikkeling. Deze rook is onschadelijk en vormt geen indicatie voor brand. Voorkom echter inademing omdat de rook irritatie en ademnood kan veroorzaken. Inzittenden met ademhalingsmoeilijkheden, zoals astma, moeten onmiddellijk frisse lucht krijgen.

De aanvullende zijairbags, in combinatie met de gebruikte veiligheidsgordels, helpen om de stootkracht op inzittenden op te vangen. De airbags kunnen levens redden en verkleinen de kans op ernstig letsel. Een airbag die wordt opgeblazen kan echter schaafwonden of ander letsel veroorzaken. De aanvullende zijairbags bieden geen bescherming aan het onderlichaam.

Nadat het contact op ON is gezet, gaat het airbagwaarschuwingslampje branden. Het airbagwaarschuwingslampje dooft na ongeveer 7 seconden als het systeem bedrijfsklaar is. Raadpleeg voor meer informatie ${1}.

De airbag werkt alleen wanneer het contact op ON staat.

imageimage
  • De voorairbags worden over het algemeen niet opgeblazen bij een botsing van opzij of van achteren, bij over de kop slaan of een lichte frontale botsing. Draag altijd uw veiligheidsgordel, om de kans op letsel of de ernst ervan bij een ongeval te beperken.

  • De veiligheidsgordels en de voorairbags werken het best als u rechtop zit met uw rug tegen de rugleuning. De voorairbags worden zeer snel en met grote kracht opgeblazen. U loopt bij een botsing dan ook een grotere kans op letsel of de dood als uw gordel niet is vastgegespt of als u naar voren leunt, schrijlings op uw stoel zit of een andere verkeerde zitpositie aanneemt. U en uw passagiers kunnen ook ernstige of zelfs fatale verwondingen oplopen als u tegen het voorairbagpaneel steunt op het moment dat de airbag wordt opgeblazen. Zit daarom altijd achterover met uw rug tegen de rugleuning en zo ver als praktisch gezien mogelijk van het stuurwiel. Maak altijd uw gordel vast.

  • De zijairbags in de voorstoelen en de gordijnairbags in het dak zullen normaliter niet opgeblazen worden bij een frontale botsing, een aanrijding van achter, wanneer de auto kantelt of bij een lichte impact aan de zijkant. Draag altijd uw veiligheidsgordel, om de kans op letsel of de ernst ervan bij een ongeval te beperken.

  • De veiligheidsgordels, de zijairbags en gordijnairbags zijn het meest effectief wanneer u goed met uw rug tegen de rugleuning en rechtop zit. De zijairbags en gordijnairbags worden met enorme kracht opgeblazen. U en uw passagiers kunnen ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen als u of een passagier tijdens een ongeval geen veiligheidsgordel draagt, naar voren of opzij leunt of een andere ongewone zitpositie inneemt.

  • Laat nooit iemand zijn/haar armen, benen of gezicht in de buurt van de zijairbags en de gordijnairbags aan de zijkanten van de rugleuning van de voorstoelen of in het dak houden. Laat niemand op de voorstoelen of de buitenzitplaatsen achterin de handen of armen uit het raam steken of tegen de portieren leunen.

  • Leun of hang niet aan de rugleuningen van de voorstoelen als u op de achterbank zit. Als de zijairbags en gordijnairbags opgeblazen worden, kan dat ernstig letsel toebrengen. Wees in het bijzonder voorzichtig met kinderen, die altijd in een geschikt kinderzitje geplaatst moeten worden.

  • Gebruik geen stoelhoezen op de rugleuningen van de voorstoelen. Deze kunnen het opblazen van de zijairbags in de voorstoelen belemmeren.

imageimage
  • Wanneer kinderen niet op de juiste wijze zijn vastgemaakt op het moment dat de airbags worden opgeblazen, kunnen ze ernstig of dodelijk letsel oplopen, zie

    .
  • Laat kinderen altijd een gordel of zitje gebruiken en voorkom dat ze hun handen of gezicht buiten het raam houden. Houd kinderen niet op uw schoot vast of in uw armen.

image
  1. Voorairbagmodules

  2. Regeleenheid voor inzittendeclassificatiesysteem (indien aanwezig)

  3. Airbagregeleenheid (ACU)

  4. Inzittendeclassificatiesensor (indien aanwezig) (voorpassagiersstoel)

  5. In de voorstoelen gemonteerde zijairbagmodules

  6. In het dak gemonteerde opblaasmechanismen van aanvullende raamairbags

  7. In het dak gemonteerde gordijnairbagmodules

  8. Botsingzonesensor

  9. Druksensoren van de voorportieren (indien aanwezig)

  10. Buitenste heupgordelspanners (voorstoelen)

  11. Veiligheidsgordels met gordelspanners

  12. Aanvullende centrale zijairbag gemonteerd in de voorstoel (indien aanwezig)

  13. Inzittendedetectiesensoren achterbank (indien aanwezig)

  14. Satellietsensoren (bestuurderszijde wordt getoond; voorpassagierszijde is vergelijkbaar) (indien aanwezig)

  15. Veiligheidsgordels met gordelspanners (buitenste zitplaatsen achter)

image
  • Leg geen voorwerpen op het stuurwiel. Plaats geen voorwerpen tussen de bestuurder en het stuurwiel. Zulke voorwerpen kunnen bij een botsing gevaarlijke projectielen worden en letsel toebrengen als een airbag wordt opgeblazen.

  • Direct na het opblazen van de airbags zullen sommige onderdelen van het airbagsysteem erg heet zijn. Raak ze niet aan, om brandwonden te voorkomen.

  • Aan onderdelen of bedrading van de airbagsystemen mogen geen wijzigingen worden aangebracht zonder toestemming. Dit om te voorkomen dat airbags onbedoeld worden opgeblazen of worden beschadigd.

  • Breng geen ongeautoriseerde wijzigingen aan in het elektrische systeem, de vering of de voorkant van de auto. U kunt zo de deugdelijke werking van de airbagsystemen nadelig beïnvloeden.

  • Onoordeelkundig ingrijpen aan de airbagsystemen kan ernstige lichamelijke verwondingen tot gevolg hebben. Onoordeelkundig ingrijpen staat voor verandering aanbrengen aan het stuurwiel door materialen over en boven het stuurwiel aan te brengen, en door extra bekleding aan te brengen rond de airbagsystemen.

  • Werkzaamheden rondom en aan de airbagsystemen moeten worden uitgevoerd door een NISSAN-dealer of erkend garagebedrijf. De bedrading van het airbagsysteem mag niet worden gewijzigd of losgekoppeld. Ongeoorloofde elektrische test- en meetapparatuur en sondes mogen niet gebruikt worden op de airbagsystemen.

  • Om herkenning te vergemakkelijken zijn de stekkers in de bedrading van het SRS-systeem voorzien van gele en/of oranje isolatie.

  • Installeer nooit een achterwaarts gericht kinderzitje op de voorpassagiersstoel zonder dat de voorpassagiersairbag is uitgeschakeld. Afhankelijk van de voertuigspecificaties kan de auto zijn uitgerust met een automatisch of een handmatig bediend deactiveringssysteem voor de voorpassagiersairbag. (Voor meer informatie, zie

    en . Als de auto is uitgerust met dit systeem, moet het PASSENGER AIR BAG OFF-lampje image branden. Bij een frontale aanrijding zullen de voorairbags met grote kracht opgeblazen worden. Een voorairbag die wordt opgeblazen kan uw kind ernstig of dodelijk verwonden.
Hoofdonderwerp: